Je kunt je de stad Shanghai tegenwoordig moeilijk voorstellen als een plaats waar Esperanto wordt gesproken in plaats van Mandarijn Chinees, maar dat was een toekomst waar enkele Chinese radicalen ooit over hebben gedroomd.
Tegenwoordig kennen de meeste jonge Chinezen de kunstmatige taal Esperanto niet, maar het land huist een van de weinige radiostations ter wereld die in het Esperanto uitzenden, en daarnaast ook publicaties en musea over de taal. Esperanto kent een lange maar ingewikkelde geschiedenis in China, maar heeft er nog altijd een actieve gemeenschap.

In 1887 publiceerde de Poolse taalkundige Ludovic L. Zamenhof een brochure waarin hij het over een internationale taal had: Doktoro Esperanto (letterlijk: hij die hoopt). De kunstmatige taal — die al snel Esperanto zou worden genoemd — wilde vooral eenvoudig zijn, met slechts enkele grammaticale regels, geslachtsloze zelfstandige naamwoorden en niet-vervoegde werkwoorden. De woordenschat is voornamelijk gebaseerd op Europese talen.
Er bestond in Europa al snel belangstelling voor zijn project en al na enkele jaren werden de eerste Esperanto-gemeenschappen opgericht in Rusland en Frankrijk. Aan het begin van de twintigste eeuw belandde de taal in China, dat op dat ogenblik zijn weg naar modernisatie zocht.
Anarchisme en Chinese bevrijding
Zamenhof groeide op tijdens de Russische bezetting van Polen, waar hij getuige was van de etnisch-taalkundige spanningen en een oplossing zag in zijn politiek neutrale taal — ontworpen als een algemene tweede taal, tegen de hegemonie van om het even welke dominante groep. Om die reden groeide de populariteit van Esperanto bij anarchisten en socialisten die het project als middel zagen voor internationalistische bewegingen en revolutionaire ambities.
In de jaren die voorafgingen aan de 4 mei-beweging in 1919, wilden hervormers in de Chinese literaire kringen klassiek Chinees in geschreven teksten vervangen door het Chinees van het volk, of baihua, om het aantal geletterden te doen stijgen. Tegelijkertijd discussieerden Chinese anarchisten in Japan, Frankrijk en China ook over het aannemen van Esperanto als een nationale taal — zoals we kunnen lezen in prominente literaire magazines als La Jeunesse, opgericht door Chen Duxiu, evenals Guofeng Ribao gepubliceerd door Esperantist Jing Meijiu.
De regering van de Republiek China had aanvankelijk veel sympathie voor de Esperanto-beweging. Cai Yuanpei, de Chinese onderwijzer die aan het hoofd stond van het Ministerie van Onderwijs in die regering, beval in 1912 de onderwijsopleidingen om het vak Esperanto aan te bieden, voordat hij in 1923 het Beijing Esperanto College oprichtte. Als voorzitter van de universiteit van Beijing stelde Cai Esperantist Sun Guozhang aan om Esperanto aan het officiële curriculum toe te voegen en hij nodigde later de bekende Russische dichter Vasilij Erošenko uit om in de afdeling te werken. Erošenko was een toonaangevende Esperantist die in China zijn heil zocht nadat hij door Japan was uitgewezen. Hij leefde samen met romanschrijver Lu Xun (in Esperanto, Lusin) en zijn broer Zhou Zuoren, ook een Esperantist.
In de jaren 1930 verloor de Chinese anarchistische beweging haar momentum door interne conflicten over de campagne tegen de Japanse invasie, maar ook door strafcampagnes van de Kuomintang (de Chinese Nationale Partij). Ba Jin (in Esperanto, Bakin), de in Chengdu geboren anarchistische schrijver die in Frankrijk gestudeerd heeft, probeerde de Esperanto-literatuur uit de politieke beweging te halen waarin hij actief was, ondanks kritiek van zijn collega-activisten. Een groot aantal Esperantisten — waaronder Hu Yuzhi, die na de burgeroorlog politicus zou worden — verlieten ook het anarchisme om aan te sluiten bij de Chinese Communistische Partij en wilden de taal gebruiken om het anti-Japanse verzet en de nationale bevrijding van China internationaal te bepleiten. (Ze kregen het gezelschap van niet-Chinese Esperantisten, zoals de Japanse anti-imperialist Teru Hasegawa, beter bekend onder haar Esperanto-naam Verda Majo.)
Omhuld als een ware revolutie
De Chinese Esperanto-beweging wijzigde haar koers na de communistische triomf in 1949. Die beweging was grotendeels een voorstander van de communistische partij en haar visie sloot goed aan op de internationalistische ideologie van de nieuwe regering. Als reactie op de Esperanto-vereniging in het communistische bolwerk Yan’an, schreef Mao Zedong in 1939: “Als Esperanto moeten worden beschouwd als een vorm van waar internationalisme en de weg van ware revolutie, dan kan Esperanto worden geleerd en moet het worden geleerd.”

Esperanto-verenigingen in heel het land mochten hun werking hervatten en in 1951 werd in Beijing een nationale organisatie opgericht: de All-China Esperanto Association (ook bekend als de Chinese Esperanto-bond). Hun officiële Esperanto-publicatie, El Popola Ĉinio (“Het Chinese volk”) werd opgericht in 1950 als een maandelijks magazine. De Volksrepubliek stuurde in de jaren 1950 ook afgevaardigden naar het Universele Congres, georganiseerd door de Universele Esperanto-vereniging; al snel werd de eerste nationale Esperanto-werkconferentie gehouden: in 1963 in Beijing.
Hoewel China er nooit aan gedacht heeft om Esperanto als officiële taal aan te nemen, had het een invloed op de romanisering van het land. Zo werd Hanyu Pinyin, waarmee Chinees in Latijnse letters kon worden weergegeven, uitgevonden door de Esperanto-wetenschapper Zhou Youguang.
Hoewel de Esperanto-gemeenschap erkenning en hulp van de staat kreeg, kon de beweging niet uit het rumoer van de Culturele Revolutie blijven. Esperantisten waren zonder enige twijfel internationalisten en revolutionairen — maar ze werden ook beschouwd als intellectuelen die met buitenlanders samenwerkten. Een prominente Esperanto-schrijver in Tianjin, Armand Su, werd in 1966 als contrarevolutionair bestempeld en gevangen gehouden tot 1979. Zhou werd ook naar een werkkamp gestuurd wegens zijn verleden als bankier in de VS.
Toch speelde Esperanto een belangrijke rol in de wereldwijde propagandacampagne van de Volksrepubliek, zelfs tijdens de Culturele Revolutie. Onder Mao was Beijing geïnteresseerd in de promotie van China naar de rest van de wereld — en daarnaast hield het zich ook actief bezig met het verspreiden van de Maoïstische ideologieën in de jaren na de Chinees-Russische opsplitsing. Een van de propagandamiddelen was Radio Beijing, die in 1964 begon met uitzendingen in het Esperanto en zich eerst richtte op Europese luisteraars vooraleer uit te breiden naar Azië en Zuid-Amerika. De uitzendingen bleven lopen tijdens de Culturele Revolutie.
Hervorming, hergeboorte
Toen de Culturele Revolutie in 1976 eindigde, zocht de Chinese Esperanto-gemeenschap opnieuw contact met de rest van de wereld. Na tien jaar afwezigheid waren er in 1978 opnieuw Chinese afgevaardigden op het Universele Congres, en keurde de Universele Esperanto-vereniging de lidmaatschapsaanvraag van China in 1980 goed. In 1986 en opnieuw in 2004 hield China het Universele Congres in de westelijke voorsteden van Beijing.
In de jaren tachtig was Trezoro Huang Yinbao een ambtenaar in de westelijke provincie Gansu. Hij leerde Esperanto omdat hij de taal gemakkelijker vond dan Engels of Japans. “Dat was de tijd toen China zich openstelde voor de wereld. Mensen waren geïnteresseerd in nieuwe dingen en talen leren was opnieuw populair”, zegt Huang.
Ook Chielismo Wang Tianyi in Xi’an leerde Esperanto tijdens de Chinese economische hervorming. “Niet minder dan een miljoen mensen woonden toen diverse Esperanto-lessen bij. Maar de meesten onder hen hebben die sindsdien opgegeven, en ik ben een van de resterende studenten”, zegt Wang.
Wang werkte tientallen jaren in internationale handel met Esperantisten in andere landen. Toen hij enkele jaren geleden met pensioen ging, opende hij een online Esperanto-boekenwinkel. “De meeste jonge lezers kopen geen boeken om Esperanto te leren omdat er heel wat gratis websites bestaan. De meeste lezers zijn oudere Esperanto-sprekers uit de jaren 1980 en 1990″, voegt hij toe.
Op zijn piek telde het land naar schatting 300.000 tot 400.000 sprekers. De Chinese Esperantobond telde onlangs 1144 leden uit China bij de Universele Esperanto-vereniging, maar niemand weet zeker hoeveel mensen er tegenwoordig in China Esperanto spreken — de meesten leerden het niet op school en de jongeren zoeken eerder online gemeenschappen dan dat ze papieren willen invullen om lid te worden van een officiële vereniging.
China bleef betrokken in de Esperanto-gemeenschap, zowel via de bevolking als de overheid. El Popola Ĉinio, het eerste officiële Esperanto-magazine van de Volksrepubliek, wordt tegenwoordig nog altijd online gepubliceerd. China Radio International, het vroegere Radio Beijing, zendt nog altijd dagelijks uit in Esperanto naar luisteraars in binnen- en buitenland. China.org.cn, een nieuwsportaal onder staatstoezicht, heeft een versie in Esperanto. Hoewel deze publicaties hoofdzakelijk politieke propaganda vertalen, blijven ze een belangrijke bron voor wie in China en elders Esperanto leert.
De universiteit van Zaozhuang in de provincie Shandong maakte in 2018 van Esperanto een hoofdvak en richtte in 2012 het eerste Aziatische Esperanto-museum op, al weten de meeste inwoners van de stad dat niet.
“Als China blijft groeien, zal er een clash zijn tussen de Chinese en Engelse taal.”
Hoewel de media voor het bouwen van een transnationale gemeenschap toegankelijker zijn dan ooit, heeft de wereldwijde taalkundige beweging veel van zijn kracht verloren. Zo werden de idealen van internationalisme overschaduwd door de neoliberale globalisering en de hegemonieën die sterker werden. Ondertussen bleek de premisse van het gebruik van een kunstmatige taal om etnisch-taalkundige verschillen en machtsonevenwichten te verbergen niet zo bijster productief.
Het is ook niet praktisch om een taal te leren die materiële beloningen oplevert, wanneer een andere taal beter kan zijn voor de carrière. China is dan wel een van de enige landen waarin Esperanto een hoofdvak is op de universiteit, dat diploma levert maar een klein aantal opties op de arbeidsmarkt op.
Zowel bij de bevolking als bij de overheid daalt de interesse. “In het verleden had China hooggeplaatste leiders die deze zaak steunden en het werk verliep vlot”, zegt Zhao Wenqi, een redacteur bij El Popola Ĉinio, die van mening is dat de steun van de staat niet meer zo groot is. “We moeten zelf hard werken”, voegt hij toe.
Huang, de Esperantist uit Gansu, weet dat Esperanto geen concurrent is voor natuurlijke talen, maar hij is van mening dat de zichtbare Esperantisten van verschillende generaties zoals hij zullen verhinderen dat het taalkundige project in de nabije toekomst verdwijnt.
“Als China blijft groeien, zal er een clash zijn tussen de Chinese en Engelse taal”, zegt hij.
“Wanneer dat gebeurt, zal een compromis nodig zijn; op dat moment kan Esperanto nuttig zijn.”
(bron: Radiichina)