Dat is meer dan je denkt!
Grafstenen die meer vermelden dan louter de naam, geboortedatum en sterfdatum zijn een blijvend verslag van een leven, en ook een verslag waarover de begraven persoon weinig controle heeft gehad.
Taalkundigen bestuderen over de hele wereld graven om te kijken wat ze vertellen, ze te vergelijken met historische gegevens en om een antwoord te proberen krijgen op de basisvragen: wie zijn deze mensen en deze gemeenschappen en wat vonden ze belangrijk?
In dit artikel hebben we het voornamelijk over West-Europese en Noord-Amerikaanse grafstenen. De tradities wereldwijd zijn te gevarieerd om ze in één artikel te behandelen. Sommige van de in dit artikel vermelde mensen hebben verhandelingen geschreven over de grafstenen van één enkele stad.
Volgens Elise Ciregna, professor aan de universiteit van Harvard, bestaan grafstenen al zo lang als mensen letters in steen kunnen kerven. Maar de meer gedetailleerde grafstenen, met bijbelverzen, gedichten en beschrijvingen over het leven van de begravenen, dateren meestal van rond 1600. De teksten zijn bedoeld voor de levenden en hebben een heel specifieke taak: vermelden dat de overledenen lid was van een groep en wat de overtuigingen zijn van de cultuur van die groep. De vermelding gaat niet noodzakelijk over het leven van de overledenen, maar geven nuttige en soms subtiele hints over de gemeenschap waartoe de overledene behoorde, en wat ze belangrijk vond.
Ciregna bestudeerde de koloniale grafstenen in het noordwesten van de VS. Ze vindt er taalgebruik uit de 17e eeuw dat overeenstemt met het calvinistische geloof. Het is redelijk mistroostig en direct wat er te lezen is, zaken zoals: “Here lyeth the body of Elisabeth the wife of William Pabodie who dyed May ye 31st 1717 and in the 94th year of her age.” (Hier ligt het lichaam van Elisabeth, vrouw van William Pabodie, die stierf op 13 mei 1717 op 94-jarige leeftijd)
Het viel Ciregna op hoe vaak bij vrouwen de verwantschap tot de man stond vermeld: ‘vrouw van’, ‘gezellin van’, ‘weduwe van’, ‘dochter van’. Die informatie was voor hen het belangrijkst en vertelt je ook wat over de relaties van die tijd.
Tegen de 19e eeuw zijn de inscripties uitgebreider en zijn ze ook qua toon veranderd. Ze zijn minder mistroostig en meer vierend. Volgens Ciregna heeft dat met het veranderende geloof in het noordoosten te maken: van calvinisme tot minder mistroostige vormen van protestantisme. Naast woorden werden ook andere zaken met betekenis aan een graf toegevoegd.
Een bundel tarwe stond voor een succesvolle zakenman, een gebroken tak voor iemand die te vroeg was heengegaan, een schedel en kruisbogen – heel gewoon voor die tijd – stonden niet voor een piraat maar waren een symbool van het feit dat iedereen sterft en dat dood gewoon een onderdeel van het leven is.

John O’Regan
(CC BY-NC 2.0)
John O’Regan, een socioloog aan het University College van Londen, vertelde over een minimale inscriptie die hij ooit vond: niets meer dan een naam, Thomas Beale. Het bleek dat Beale ooit een succesvol zakenman en handelaar was, maar dat hij veel van zijn fortuin was kwijtgespeeld. Op een dag verdween hij; zijn lichaam spoelde enkele weken later aan. Hij stierf vermoedelijk door zelfmoord, wat in die tijd zo’n groot taboe was dat er geen extra informatie op zijn grafsteen werd geplaatst, ook al was zijn familie voldoende rijk om een duur graf te kopen.
De rol van de steenhouwer is uiteraard groot bij grafsteeninscripties. Vóór de 19e eeuw werden ze per letter betaald. Ze probeerden dan ook vaak klanten te overtuigen om lange gedichten voor het grafschrift te kiezen. De heel succesvolle steenhouwer Alpheus Cary uit Massachusets schreef zelfs een boek over gepaste grafschriften, met niet alleen standaardgedichten en bijbelverzen maar ook zelfgeschreven gedichten.
John O’Regan, die we eerder vermeldden, stelde enkele jaren geleden een corpus samen van inscripties van een protestants kerkhof in Macao. Hij interesseert zich vooral voor de interne mentaliteit die hij in de taal van de stenen uit voornamelijk 19e en 20e eeuw kon zien.
“De inscripties op de grafstenen vertellen de bezoekers van het kerkhof waaraan iemand de meeste waarde hecht. Wat is belangrijk om een goede moeder te zijn? Wat zijn de waarden van een goede moeder?”. Hij keek vooral naar zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, en vond heel wat gelijkenissen tussen de diverse stenen. Een van de dingen die hem het meeste opviel, was het gebruik van de tegenwoordige tijd.
De tegenwoordige tijd is de eenvoudigste tijd van onze taal: ik schrijf, zij schrijft, hij schrijft niet. Het is zo eenvoudig dat er geen achterliggende betekenis lijkt te zijn. De tegenwoordige tijd lijkt bijna té eenvoudig. Ze wordt vaak door wetenschappelijke teksten gebruikt, omdat deze louter feiten weergeven. “Het is interessant wanneer de taal die voor wetenschap wordt gebruikt, wordt gebruikt voor wat wij mensen als onze basisovertuigingen of zaken waarin we sterk geloven beschouwen”, zegt O’Regan. Hetzelfde werkwoord dat voor wetenschap wordt gebruikt, wordt ook gebruikt voor geloof, religie en politiek.
Het zijn verklaringen voor wat O’Regan ‘universele waarheden’ noemt. Door de manier waarop ze zijn gevormd, is er geen ruimte voor discussie. Wanneer je zegt ‘Er is maar één God’, dan start je geen discussie op. Ze wijzen op een overtuiging en een diepere waarheid dan bijvoorbeeld “Jan Janssen was een man die geloofde in één God”.
O’Regan vond ook een hoog gebruik van de woorden ‘de’ en ‘het’, meer dan in een normaal gesprek. Normaal gezien gebruik je ‘de’ of ‘het’ met een zelfstandig naamwoord alleen nadat je het al eens hebt ingeleid, zoals in “Ik ging winkelen en kocht een book en shirt. Het boek was voor mijn zus en het shirt was voor mijn broer.”
Maar in de grafinscripties werd het meteen gebruikt, zonder inleiding: “de heer”, “de dode”, “het kruis” enz. Dat impliceert dat de lezer van de inscriptie, wie dat ook is, tot dezelfde groep hoort als de opsteller van de inscriptie. Want niets hiervan is noodzakelijk duidelijk voor iemand die niet op z’n minst enkele van de waarden van de overledene deelt. Kerkhoven zijn voor de interne groep, niet voor buitenstaanders.

Elzas
Katharina Vajta studeert Frans aan de universiteit van Gothenburg University, en schreef enkele jaren geleden een verhandeling over grafinscripties in de Elzas. In de voorbije eeuwen was de Elzas opeenvolgend Duits, Frans, Duits en opnieuw Frans bezit; de inwoners spraken oorspronkelijk een Duits dialect: het Elzassisch. “Hoewel je in theorie zou verwachten dat de inscripties in de taal van de toenmalige heersende macht zouden staan, was dat niet altijd het geval, dus ik keek of ik geen patronen kon vinden”, zegt Vajta. In 1871 werd de Elzas officieel Duits na de Frans-Pruisische oorlog. Wie in de Elzas begraven is, heeft mogelijk voor beide zijden gestreden. En toch zijn het alleen zij die voor Frankrijk vochten die militaire accolades op hun grafstenen plaatsten – ook al behoorde de betwiste regio niet langer tot Frankrijk.
Dat betekent niet dat er in de Elzas geen Duitstalige grafstenen zijn. “Ze geven echt wel de taalkundige verandering in de regio weer”, zegt Vajta. “Er zijn grafstenen waarbij er, in dezelfde familie, soms vier, vijf, tien mensen in hetzelfde graf begraven zijn. Sommige in het Frans, andere in het Duits, nog andere in geen enkele taal. Je kunt dat op één enkele grafsteen volgen.”
De taal van grafstenen wijzigt en is onduidelijk, ondanks hun permanent karakter. In welke mate kun je de waarheid van de verklaringen echt vertrouwen? Wanneer zag je voor het laatst: “bij leven was hij een echte klootzak” op een grafsteen? Maar er zijn echt wel informatie, historische gegevens te vinden die kunnen worden geanalyseerd. Griezelig maar productief.
(bron: Atlas Obscura)