Het was op het einde van de vorige eeuw en begin deze eeuw geen pretje om als Vlaming door de Nederlandse taal te wandelen. Een groot deel van de woorden en uitdrukkingen die je gebruikte stonden niet in Van Dale, en deze die er wel in stonden kregen steevast een label mee dat heimelijk op een inferieure woordenschat wees.
De taaladviseur van de openbare omroep verbood met aandrang elke hint naar een Vlaams woord of Vlaamse uitdrukking. “Zeg niet ‘plezant’, maar ‘leuk'” werd de nieuwslezers en andere presentatoren opgelegd.
Naast dat alles was er ook nog eens het koningshuis (met name koningin Paola) en de Franstaligen die elke gelegenheid te baat namen om hun minachting over ons ‘boerentaaltje’ te kennen te geven.
Tegelijkertijd wonnen Vlamingen keer op keer taalspelletjes op televisie.
Van al die dingen samen zou een mens vanzelf taalparticularist worden, iemand die er rotsvast van overtuigd is dat het Vlaams een afzonderlijke taal is en zich beter van het juk van het Nederlands afwerpt.
Zo iemand was ik, en die overtuiging werd ook nog eens extra gevoed door een flinke portie politiek nationalisme, waarbij ook de regio Vlaanderen maar beter als een onafhankelijke staat werd gezien, want als die Franstaligen niet van onze taal moeten weten, dan hoeven ze de rest toch ook niet? Alle argumenten voor het tegendeel vielen op een kale rots.
Maar tijden en mensen veranderen en ik ben lang niet meer die taalparticularist van weleer (en ik heb ook dat nationalisme van me afgezet). Ik zie het Nederlands nu als één grote mooie taal die uit enkele varianten bestaat. Maar die verandering kwam er niet zomaar…

Hoera! Een NL-label voor een woord dat géén standaardtaal is in het hele taalgebied.
Om een of andere reden – misschien waren ze de aanhoudend schampere opmerkingen uit Vlaanderen beu – draaide Van Dale het stuur om. Voortaan zouden ook de Nederlandse woorden die niet in het hele taalgebied worden gebruikt – en dat zijn er nogal wat – ook een regionaal label krijgen. Een eerste aanzet is al gebeurd, maar er vallen nog heel wat woorden te behandelen. Zo vind je bij ‘magnetron’ nog altijd geen label, want in Vlaanderen (en overigens ook de rest van Europa) hebben we het over een ‘microgolf(oven)’.
Ook de taalraadsman van de VRT heeft zijn standpunt gekeerd. Voortaan mogen de nieuwslezers Belgisch-Nederlands of Vlaams spreken, op voorwaarde dat het geen dialect is. Een heuse revolutie bij de openbare omroep!
Er zijn ook steeds meer Nederlanders, al is hun aantal nog beperkt, die het nut ervan inzien om ook de typisch Vlaamse woorden en uitdrukkingen te kennen en te gebruiken. Er komt zowaar respect en erkenning van over de staatsgrens!
En de Franstaligen? Ondanks het feit dat zogezegde nationale boegbeelden als Stromae, Nafi Thiam, de familie Borlée, Justine Henin of zelfs de voorzitter van de grootste sportclub van het land geen woord Nederlands kennen en het beeld in stand houden dat Franstaligen geen interesse hebben voor de taal van de grote meerderheid van het land of er te dom voor zijn, is er ook een tegenbeweging. Er zijn steeds meer immersiescholen in Wallonië waar het Nederlands een grote rol speelt. Er zijn zowaar stilaan mensen, zeker in Wallonië maar veel minder in Brussel, die het belang van de kennis van de grootste landstaal erkennen en die kennis proberen te bevorderen.
Het Nederlands heeft er als taal maar ook economisch dan ook alle belang bij om één groot taalgebied te blijven. Meer nog, Nederland heeft Vlaanderen daarbij heel erg nodig, vooral in de strijd tegen de steeds grotere overheersing van het Engels. In de Randstad lijkt die strijd een verloren battle maar in Vlaanderen is de weerzin nog groot. Alleen samen kunnen we het Nederlands de rijke taal laten zijn die ze is, zonder onnodige Engelse woorden te moeten importeren.
Jammer genoeg zijn er nog steeds mensen in zowel Vlaanderen (zoals minister-president Geert Bourgeois of barones Mia Doornaert) als Nederland (uitgeverijen en bedrijven) die het Nederlands in Vlaanderen minachten en bijgevolg de taal liever arm dan rijk zien.
Toch zijn beide taalvarianten uiterst rijk en blinken ze uit in bijwijlen geniale uitdrukkingen die onze taal o zo mooi maken (en waar geen enkele machinevertaling mee overweg kan). In het Vlaams tonen we met onze (volledig correcte en vaak ten onrechte afgebroken) ‘ge’ en ‘gij’ dat de oude grammaticale Nederlandse vormen nog lang niet uitgestorven zijn. Van taalkundige rijkdom gesproken!
Het is uiteraard onmogelijk te voorspellen hoe het Nederlands zich de volgende decennia zal ontwikkelen. Maar in deze geglobaliseerde wereld is de krachten bundelen de beste garantie is op een taalkundig en economisch sterk Nederlands, dat in deze wereld een rol van betekenis speelt.
Als dat geen voldoende reden is om beide taalvarianten met heel veel liefde en erkenning te omarmen!
<Dit artikel verscheen eerder op de blog van schrijf.be>