Nieuw onderzoek gaat dieper in op het taalverwervingsproces van baby’s. En daaruit blijkt dat die taalverwerving veel vroeger van start gaat dan tot dusver gedacht.
Door te kijken naar baby’s die kort na de geboorte werden geadopteerd en opgroeien met een andere taal dan wat ze in de baarmoeder te horen kregen, kunnen onderzoekers nagaan of wat baby’s voor en kort na de geboorte horen invloed heeft op hoe ze geluiden interpreteren. Zo krijgt het idee van een ‘geboortetaal’ een geheel nieuwe betekenis.
“Experts weten al enige tijd dat pasgeborenen liever luisteren naar stemmen die de taal spreken die ze al in de baarmoeder hoorden”, zegt Anne Cutler, een psycholinguïst en professor aan het Marcs Institute for Brain, Behaviour and Development in de Universiteit van Western Sydney in Australië.
Pasgeborenen kunnen de stemmen herkennen die ze gedurende het laatste trimester in de baarmoeder hebben gehoord, vooral de geluiden die van hun moeder komen. Ze verkiezen die stemmen dan ook boven die van onbekenden. Daarnaast hebben ze een voorkeur voor andere talen met soortgelijk ritme.
Hoe weten we wat pasgeborenen wel of niet verkiezen op taalkundig vlak?
Daartoe wordt gekeken naar hoe lang ze zogen op speciaal ontworpen fopspenen die hen naar verschillende sprekers en verschillende talen lieten luisteren.
Maar nieuw onderzoek, inclusief dat over geadopteerde kinderen, betwist dat standpunt. Volgens Dr. Cutler dachten we vroeger dat baby’s geen fonemen leerden — dat zijn de kleinste eenheden van geluid die woorden en taal vormen, die een woord van een ander woord onderscheiden, zoals in “zak” en “pak” — tot in de tweede helft van hun eerste levensjaar.
In een TED-toespraak uit 2010 beschreef Dr. Patricia Kuhl van de Universiteit van Washington haar experimenten waaruit bleek dat hele jonge zuigelingen in staat zijn om alle verschillende geluiden in alle talen van de wereld te onderscheiden. Maar in de tweede helft van hun eerste levensjaar worden ze beter in het onderscheiden van de geluiden in hun eigen taal en verliezen ze het vermogen om een onderscheid te maken tussen de geluiden die ze niet horen. Een baby die dus opgroeit met het Japans, verliest het vermogen om een onderscheid te maken tussen “la” and “ra”, terwijl een Koreaanse baby het vermogen behoudt om een onderscheid te maken tussen de drie verschillende manieren om een geluid als “tal” uit te spreken, wat in het Nederlands bijvoorbeeld maar één manier kent.
In het recentste onderzoek, dat in januari werd gepubliceerd door Jiyoun Choi, doctoraatsstudent aan het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek in Nederland, waar Dr. Cutler directeur was. Choi en haar collega’s onderzochten Nederlandssprekende volwassenen waarvan enkelen uit Korea werden geadopteerd maar waarvan niemand Koreaans sprak. De onderzoekers stelden vast dat wie in Korea geboren was maar als baby of peuter door Nederlandse gezinnen werd geadopteerd aanzienlijk beter in staat was om Koreaanse geluiden te maken dan wie in Nederland in een Nederlands gezin was geboren. De enige mogelijke verklaring is dan ook dat taalverwerving al voor de geboorte plaatsvindt.
(bron)