Gebarentaal bestaat al langer dan gesproken taal. Als je doven met elkaar ziet praten, zou je kunnen denken dat mensen van verschillende nationaliteiten elkaar moeiteloos kunnen begrijpen. Er is immers geen taalbarrière, zoals in gesproken taal. Maar jammer genoeg is dat niet het geval.
Gebarentalen zijn overal ter wereld lokaal ontwikkeld, waardoor ze per land behoorlijk kunnen verschillen. Naar schatting zijn er meer dan 200. Door die geografische verschillen zijn er ook binnen één taal grote verschillen. Zo is de gebarentaal van Amerikaans Engels heel anders dan die van Brits Engels. En ook tussen de Nederlandse en Vlaamse gebarentaal zijn er grote verschillen. Doven uit Nederland kunnen dus niet zonder problemen met doven uit Vlaanderen praten. Er is één uitzondering. Als doven vingerspellen, dan kunnen ze het wel, want de geschreven taal in Nederland is uiteraard dezelfde als die in Vlaanderen.
Omdat bij gebarentaal dezelfde problemen spelen als bij gesproken taal, is er een soort Esperantogebarentaal ontwikkeld: een gestandaardiseerde woordenschat waarmee mensen van verschillende nationaliteiten toch met elkaar kunnen praten.
Dit leuke, informatieve Vlaamse filmpje geeft een antwoord op de 5 vragen die het meest aan dove mensen wordt gesteld: