Doorgaans hou ik me op deze taalblog ver weg van de kleutertuin die politiek is. Die leidt immers al te vaak tot ondoordachte en radicale reacties. Maar omdat het volgende maand gemeenteraadsverkiezingen zijn in België, wil ik in dit artikel even een uitzondering maken op dit principe.
Iedereen weet dat België doormidden wordt gesplitst door een taalgrens. Die is niet van recente datum, maar ontstond al op het einde van de derde eeuw en vormde de grens tussen het gebied van de Latijn sprekende Gallo-Romeinen en dat van de Germaans sprekende Franken, die later werden vervangen door de Germanen.
De moderne taalgrens die in 1963 door de wet is vastgelegd, kwam er op vraag van de Franstaligen, die al sinds 1929 pleitbezorgers waren van het territorialiteitsbeginsel. Er vestigden zich immers steeds meer Vlamingen in Wallonië en de Franstaligen wilden te allen tijde een tweetalig Wallonië verhinderen.
Een van de grote problemen in ons land is dat de Franstaligen hun eigen gewenste territorialiteitsbeginsel niet respecteerden. Ze vestigden zich massaal in de Vlaamse rand rond Brussel. Om hen te helpen zich in Vlaanderen te integreren, kregen ze faciliteiten. Door deze faciliteiten zouden inwijkelingen nog even in hun eigen taal worden bediend tot ze de officiële lokale taal meester werden.
Maar de Franstaligen weigerden Nederlands te leren en te spreken en migreerden zo massaal dat in diverse gemeenten de meerderheid van de bevolking Franstalig werd. Dat had ook politieke gevolgen want de gemeenteraden bestaan ook nu nog uit hoofdzakelijk Franstaligen.
Het contrast met een ander meertalig land als Zwitserland is bijzonder groot. Daar weet elke van de grote bevolkingsgroepen (de drie grootste zijn de Duits-, Italiaans- en Fransstaligen) dat ze niet moeten proberen om hun eigen taal te spreken, laat staan op te dringen, in een ander taaldeel van het land.

In Zwitserland passen de mensen zich aan de taal van de regio aan.
Nu ben ik er zelf geen voorstander van om ons land op te splitsen. Ons land heeft te veel troeven te verliezen in zo’n geval. Maar wie van dit land houdt, die zorgt er gewoon voor dat hij of zij beide talen kent (ik laat het Duits even buiten beschouwing).
Maar in plaats daarvan zien we vooral heel veel politiek en ander kleutergedrag in de gemeenten met taalfaciliteiten. Een voorbeeld uit een overweldigende reeks voorbeelden: Tijdens de grootschermvertoning van een voetbalmatch van de Rode Duivels op het wereldkampioenschap voetbal ging het er in Sint-Genesius-Rode niet aan toe zoals afgesproken. In plaats van een helft met Nederlandse commentaar weer te geven en de andere met Franstalige, kreeg iedereen een uitsluitend Franstalige uitzending te zien. Het flauwe excuus was een ‘technisch probleem’. Met dergelijke zielige houding kun je geen bevolking verenigen.
Wie meer wil weten over wat er allemaal in de zes Vlaamse faciliteitengemeenten rond Brussel gebeurt, kan al 29 jaar terecht bij De Zes, een driemaandelijks tijdschrift dat nieuws brengt uit en over Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem.
Bij elke nieuwe verkiezingen wordt het in deze gemeenten steeds weer duidelijk hoe diep het water is tussen beide taalgroepen. Ze zijn het geruzie en het gebakkelei zo gewoon dat ze niets anders meer kunnen. Het is wachten op de eerste verkozen gemeenteraad die zich volwassen opstelt en de taalwetgeving respecteert.
Interessant artikel. Enkele aanvullingen: – de Franken waren zelf ook Germanen. Ten noorden van de taalgrens (of beter: taalmengzone) legden de diverse Frankische regiotalen de basis van het (veel) latere Nederlands. Ten zuiden van de taalmengzone ging de leidende bovenlaag van de Franken (in een proces van eeuwen ) op de duur zelf de Romaanse talen van de lokale bevolking spreken. Dit verklaart waarom Frankische regiotalen de voorlopers van het Nederlands zijn en waarom de woorden ‘Frans’ en ‘Frankrijk’ toch ook weer afgeleid zijn van de Franken. – Hoewel het niet overal kommer en kwel is biedt België inderdaad een triest spektakel in vergelijking met Zwitserland. Er zijn wel historische oorzaken die het wat begrijpelijker maken. Zwitserland is al eeuwen een confederatie met verregaande autonomie van de deelstaten terwijl België tot op heden een federale staat is die lang uitsluitend centralistisch bestuurd is geweest vanuit Brussel. Zwitserland is bovendien gezegend met drie grote cultuurtalen die tegen elkaar konden opboksen. in België waren de talrijke Zuid-Nederlandse streektalen niet opgewassen tegenover het prestigieuze Frans. Het gebrek aan ‘soft power’ van het Nederlands en de opnieuw ingezette verwijdering tussen de Belgische en Nederlandse varianten van het Nederlands zorgen ervoor dat de meeste Franstaligen tot op heden niet veel zin hebben in het aanleren van de andere landstaal. – De Belgische Frans-Nederlands-problematiek (die zich nu hoofdzakelijk situeert in Brussel en de door het artikel vermelde faciteitengemeenten) raakt ondertussen ondergesneeuwd door nieuwe talen die in het Brusselse te horen zijn. (Vooral het Engels als voertaal van de talrijke expats.)
LikeLike
Ja, dat klopt allemaal. Wat vooral zorgen baart is een verwijding tussen het Belgisch en het Noordelijke Nederlands; beide taalgebieden hebben veel gehad, en zouden nog veel kunnen hebben, aan een continuïteit van de cultuurtaal. Er wordt nogal eens gedaan alsof kleine idiomatische verschillen onze varianten onderling onverstaanbaar zouden maken. Nederlanders begrijpen heus wel dat “schoon” bezuiden de grens hun “mooi” is; en Belgen weten toch wel dat het “best” van de Hollander een laconieke variant van “prima” kan aanduiden?
Het Frans draagt overigens nog vele sporen van de Frankisch/Germaanse invloed, waardoor het bij afstand de meest atypische Romaanse taal is. Bovendien is het in sterke mate beïnvloed door leenvertalingen uit het Keltisch naar het vulgair Latijn. Er zijn dus zowel super- als substratum invloeden. Langs de Oude Via Belgica, en benoorden ervan, is de erfenis van het Nederlands nog steeds in het plaatsnamenlandschap van Hauts-de-France te herkennen.
LikeLike