
In de rand van Brussel zijn er zes Vlaamse gemeenten (Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem) met faciliteiten voor Franstaligen. Dat betekent dat de inwoners kunnen kiezen of ze in het Nederlands dan wel het Frans in contact staan met de overheid. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat die faciliteiten zouden uitdoven en de Franstalige inwijkelingen in Vlaanderen Nederlands zouden praten. In werkelijkheid blijven ze er hardnekkig Frans praten en beschouwen ze de faciliteiten als een fundamenteel recht.
Die faciliteiten betekenen ook dat er kleuter- en lager onderwijs in het Frans mag worden ingericht.
Maar eerst een beetje geschiedenis:
In tientallen Vlaamse gemeenten bestonden vóór de goedkeuring van de taalwetten in 1962 en 1963 zogenoemde transmutatieklassen. Het was de bedoeling dat Franstalige leerlingen in het basisonderwijs zouden worden voorbereid op middelbaar onderwijs in het Nederlands. Maar in de praktijk leerden die leerlingen verder in het Frans. Het versterkte onderricht van het Nederlands was er een flop. De leerkrachten kenden er immers geen Nederlands!
Het was ook de bedoeling dat het Franstalig onderwijs bedoeld was voor de kinderen die in de gemeenten zelf wonen. Maar daarover werden valse taalverklaringen afgelegd en Franstalige kinderen van buiten de faciliteitengemeenten liepen er ook school.
Voor dat Franstalige kleuter- en basisonderwijs betaalt Vlaanderen jaarlijks meer dan 13 miljoen euro. Het is Vlaamse inspecteurs echter niet toegestaan om de scholen te bezoeken en na te gaan of het Nederlands daar op een niveau wordt aangeleerd dat de leerlingen toelaat om na hun lager onderwijs naar Nederlandstalig middelbaar onderwijs over te stappen.
Dat heeft uiteraard alles met politiek te maken. Yves Jeholet, minister-president van de Franse gemeenschap, verklaarde onlangs nog dat de regering van de Franse gemeenschap nooit eender welke controle op de Franstalige scholen in de Rand zal aanvaarden.
Vlaams onderwijsminister Ben Weyts heeft in september aangekondigd dat hij wil laten nagaan of het onderwijs in de tien Franstalige scholen in de rand rond Brussel voldoen aan de Vlaamse eindtermen. Maar die scholen volgen de eindtermen van de Franse Gemeenschap en worden bijgevolg door inspecteurs van de Franse Gemeenschap gecontroleerd. Die scholen moeten daarvoor een uitzondering vragen aan Vlaanderen. Maar dat is al die jaren maar een lachertje en de uitzondering wordt telkenmale probleemloos verlengd.

Bron: Paul Van Welden, CC BY 3.0, via Wikimedia Commons
Maar daar zou nu verandering in komen. Er zou nu een commissie in het leven worden geroepen die moet nagaan of een school aan de Vlaamse eindtermen voldoet voordat de uitzondering wordt toegestaan. Die commissie wordt samengesteld uit evenveel leden, te kiezen door de Vlaamse overheid en door de aanvragende Franstalige scholen uit een lijst die de minister zal opstellen. Nadien zal de vraag over de mogelijke gelijkwaardigheid voorgelegd worden aan de Inspectie voor Financiën voor advies. Daarna beslist de Vlaamse regering ten laatste tegen het einde van dit jaar.
Op basis van het niveau van het Franstalig onderwijs en zeker dat in Brussel is de haalbaarheid van zo’n gelijkwaardigheidsattest bijzonder twijfelachtig. De Franse Gemeenschap zal er niet om malen. Het Grondwettelijk Hof heeft immers in 2011 bepaald dat deze scholen onder de Franstalige inspectie vallen. Wat de Vlaamse onderwijsminister doet, is dus niet meteen relevant.
Voor het Franstalig onderwijs in Vlaanderen mag datzelfde Vlaanderen dus alleen betalen, niet bepalen.
Of hoe taal en vooral de door politiek en media aangewakkerde haat voor de taal van anderen mensen blijft verdelen.
***
De oorspronkelijke versie van dit artikel verscheen in De Zes, driemaandelijks tijdschrift voor Vlamingen in de zes en sympathisanten elders.