Dit jaar interviewt De Taalfluisteraar enkele mensen die beroepshalve met taal bezig zijn.
In deze editie laat ik taaljournalist Gaston Dorren aan het woord.
Hoi Gaston, leuk je hier bij de Taalfluisteraar te mogen ontvangen. Wat wil je aan de lezers over jezelf kwijt?
Ik ben dus Gaston en dateer uit 1965. Ik ben geboren en getogen in Nederlands Zuid-Limburg. Ik heb geen taalkunde gestudeerd. Ik studeerde wel talen op de middelbare school en leerde Spaans op de universiteit maar wilde aanvankelijk ontwikkelingshelper worden. Ik schreef aanvankelijk dan ook over Zuid-Amerika en ontwikkeling.
Via dat schrijven kwam ik in aanraking met de mondiale cultuur en dat bracht me uiteindelijk ook bij talen en taalkunde. Eind jaren ’90 verscheen mijn eerste boek, ‘Nieuwe tongen, de talen van migranten in Nederland en Vlaanderen’. Daarna deed ik een poos andere dingen en rond 2008-09 stortte ik me opnieuw op taalkunde, iets wat ik nog steeds doe. Daar is dan Taaltoerisme uitgekomen. Dat is in het Engels vertaald en is dan uiteindelijk gegroeid tot het recente Lingua.
En op dit moment werk ik nog aan een nieuw boek: Babel, over de 20 grootste talen van de wereld.
Wat betekent taal voor jou?
Taal is voor mij persoonlijk uiteraard heel belangrijk. Ik ben een groot deel van de tijd bezig met lezen, denken en schrijven over taal, er ernaar luisteren. Ik kijk niet alleen naar wat mensen zeggen, maar ook hoe; welke woorden en welke vorm ze gebruiken.
Tegelijk besef ik ook dat taal maar een toevallige belangstelling voor me is. Ik vind taal dus echt niet het belangrijkste in de wereld. Voor hetzelfde geld was ik bioloog, geoloog of historicus geworden.
Zijn er je tijdens het schrijven van Lingua of andere boeken hele vreemde taalzaken opgevallen?
Wat me heel erg opgevallen is, is dat in grote delen van Afrika heel relaxed met taal wordt omgegaan. In Kameroen bijvoorbeeld worden naast Frans en Engels nog zo’n 250 talen gesproken. Heel wat mensen kennen er gemakkelijk 4-5 tot zelfs 8 talen, niet zozeer ze die op school hebben geleerd, maar vooral door de praktijk. Ze doen daar helemaal niet moeilijk over. Het is niet omdat ze tot één stam horen dat ze weigeren om de taal van een andere stam te spreken. Ze zijn wel trots op hun taal en vinden die ook belangrijk, maar taal is in de eerste plaats een communicatiemiddel en ze drijven het niet zo op de spits.
Als we dat vergelijken met Zuid-Azië, vooral dan India, Bangladesh en Sri Lanka, daar zijn heel wat bloedige conflicten over taal geweest, waartegen de Vlaams-Waalse taalstrijd helemaal niets is.
In Sri Lanka was er de oorlog tussen Tamils en Singalezen. Dat ging uiteraard niet alleen over taal, maar taal was er wel een hele belangrijke factor.
Toen Bangladesh voor zijn onafhankelijkheid vocht, ging dat in grote mate over taal, naast uiteraard economische benadeling.
In het India van de jaren zestig waren er grote protesten, tot zelfmoorden toe, om de zuidelijke talen zoals het Tamil te verdedigen tegen de opmars van het Hindi.
Het is dus wonderlijk om te zien hoe in het ene deel van de wereld men heel ontspannen omgaat met al die taalverscheidenheid maar dat in een ander deel van de wereld een enorme identiteitskwestie is. Dat laatste lijkt uiteraard meer op wat we in Europa zien en kennen.
De laatste jaren is er al heel wat inkt gevloeid over het verschil tussen gesproken Nederlands en Vlaams. Wat is jouw ervaring als taaljournalist hierin? Zijn al die verschillen tussen NLNL en BENL een opgeklopt gedoe of drijven beide spreektalen echt uit elkaar?
Volgens mij is het een hele gezonde ontwikkeling. In mijn jeugd hadden we in Nederland het gevoel dat Belgen geen goed Nederlands praatten. Dat gevoel is steeds meer verdwenen, vooral door het groeiende zelfbewustzijn van de Vlaming. Dat is een gezonde houding.
Nederlanders hebben dan weer bijna te veel vertrouwen. Elke fout die we maken, wordt de nieuwe norm (lacht). En binnen Nederland heb je dan weer dat de Randstad de dienst uitmaakt, wat mij als Limburger kan irriteren.
Binnen Nederland spreken mensen steeds minder standaard. Iedereen praat steeds meer met zijn eigen accent op televisie. Je eigen persoonlijke accent mag je meer laten horen. In die zin wordt het ietsje moeilijker om elkaar te begrijpen. Maar als het echt moeilijk zou dreigen te worden, gaan we vanzelf wel weer meer standaard praten. Dat soort dingen regelt zich vanzelf.
Als ik met Vlamingen praat, heb ik wel het idee dat ze zich aanpassen in hun woordkeus en dat vind ik jammer want dan leer ik niets nieuws bij.
Ook bij Vlaamse auteurs merk ik een stijlverschil, maar dat vind ik juist prachtig. Ze hebben een bloemrijkheid en verzorgdheid die je in Nederland veel minder tegenkomt.
Dat de spreektaal zowel in Nederland en Vlaanderen zelf maar ook tussen beide landen uit elkaar groeit, klopt zeker, maar het lijkt met niet problematischer en niet erger dan bijvoorbeeld het verschil tussen Brits en Amerikaans Engels. En die begrijpen mekaar ook perfect.
De laatste vraag die ik alle geïnterviewden stel:
Hoe ziet het Nederlands er in 2100 volgens jou uit? Bestaat het dan nog of spreken we een mengeling van Chinees en Engels?
Het Nederlands bestaat dan zeker nog. Als je ziet hoe lang de dialecten het al uitzingen, dan blijft het Nederlands zeker ook bestaan. Wat de positie van het Nederlands zal zijn, is moeilijker te voorspellen. Veel hangt af van het gebruik van het Engels in het hoger onderwijs, wat vooral in Nederland problematisch is.
Want op een bepaald moment zullen universitair opgeleiden zich makkelijker over hun vakgebied kunnen uitdrukken in het Engels dan in het Nederlands.
De Taalunie heeft weliswaar de positie van het Nederlands in Nederland onderzocht en ontdekte een sterke positie, maar zelf ben ik niet zo overtuigd van dat onderzoek.
Al met al zie ik het op dit moment positief in.
Heel erg bedankt voor je interessante inzichten, Gaston. We kijken alvast uit naar je volgende taalboek!
One comment