De Spaanse spelling heeft enkele specifieke kenmerken om aan te geven dat een zin een vraag of een uitroep is en waar in een zin de toon dient te wijzigen.
Ik heb het uiteraard over het omgekeerde uitroepteken (¡) en vraagteken (¿).
Die tekens dateren uit 1754, toen de Academia Española ze invoerde zodat mensen gemakkelijker wisten of een zin een vraag is of niet.
In het Nederlands is dat immers eenvoudig; we zien het aan de woordvolgorde.
Je bent klaar. – Dat is duidelijk een mededelende zin.
Ben je klaar? – Door de inversie weten we dat het een vragende zin is.
In het Spaans zijn deze beide zinnen identiek: Estás preparado / ¿Estás preparado?
Vandaar dus de extra tekens aan het begin van zo’n zin.
Toen Europa in 1989 besloot om niet in te gaan op de eis van de Spaanse regering om de letter ñ te verplichten op computertoetsenboren, zagen de Spanjaarden dat als een zware aanval op hun taal en eigenheid. Maar nu lijken ze er zelf voor te zorgen dat hun taal aan eigenheid verliest.
Steeds meer worden de omgekeerde vraagtekens en uitroeptekens aan het begin van een zin weggelaten. Dat heeft onder andere te maken met de sociale media en het gebruik van smartphones. Bovendien gaan vele docenten voorbij aan de fouten die de studenten tijdens hun examens maken.
Als de Spanjaarden hun taaleigenheid willen behouden, dan zullen ze dringend van houding moeten veranderen, te beginnen bij de jeugd.