Het verdwijnen van het Bretons: trauma of strategie?

Rozenn Milin onderzoekt in haar boek La Honte et le Châtiment (De Schaamte en de Straf) waarom de Bretonse taal in de 20e eeuw zo snel is verdwenen ten gunste van het Frans. Ze baseert haar analyse op een omvangrijk onderzoek naar het gebruik van het ‘symbool’ – een vernederend voorwerp dat scholieren moesten dragen als straf voor het spreken van Bretons op school.

Milin heeft 200 getuigenissen verzameld, waarvan de helft in Bretagne en de andere helft in voormalig Frans West-Afrika, vooral Senegal. Daarnaast put ze uit 400 eerdere getuigenissen over deze praktijk. Een sterke kant van haar onderzoek is dat ze de taalonderdrukking in Bretagne plaatst in een breder, internationaal perspectief.

De geschiedenis van het symbool

Het stigmatiserende voorwerp heeft een lange geschiedenis. De wortels liggen in de late middeleeuwen bij de asinus in Germaanse scholen – een stuk hout dat leerlingen moesten dragen als ze geen Latijn spraken. De jezuïeten ontwikkelden een vergelijkbaar systeem met hun signum. Deze praktijk verspreidde zich wereldwijd: van Senegal tot het Verenigd Koninkrijk en Japan. Overal was het principe hetzelfde: de leerling die betrapt werd op het spreken van de moedertaal kreeg een vernederend voorwerp en moest anderen bespieden om het door te kunnen geven.

Milin onderscheidt drie modellen van taaldominantie. Het ‘Latijnse model’ en het ‘koloniale model’ richtten zich vooral op het vormen van een geletterde elite. Het ‘centrale model’, toegepast in Frankrijk en Japan tijdens de Meiji-periode, streefde echter naar volledige uitroeiing van regionale talen. Dit model wilde de dominante taal aan de hele bevolking opleggen.

De Bretonse ‘koe’

In Bretagne werd het symbool vaak ‘de koe’ (ar vuoc’h) genoemd. Volgens Milin begon het project om regionale talen uit te roeien tijdens de Franse Revolutie, maar werd het pas echt uitgevoerd vanaf de jaren 1880 via het massale lager onderwijs. De vernederende praktijk van het symbool leidde bij Bretonssprekende scholieren tot diepe schaamte en trauma’s.

Deze gevoelens van schaamte verklaarden volgens Milin waarom Bretonen na de Tweede Wereldoorlog massaal stopten met het doorgeven van hun taal aan hun kinderen, wat zij “taalkundige zelfmoord” noemt. De getuigenissen in haar boek ondersteunen deze lezing en tonen de wreedheid van het systeem, zoals een vader die zijn zoon in 1949 publiekelijk afranselde omdat hij geen Frans sprak op school.

Kritische kanttekeningen

Recensent Jean Le Bihan plaatst echter vraagtekens bij Milins conclusies. Ten eerste blijft onduidelijk hoe wijdverspreid het gebruik van het symbool werkelijk was. Ten tweede minimaliseert Milin andere belangrijke factoren, zoals de economische modernisering van Bretagne en de sociale stijgingswens van de Bretons zelf.

Le Bihan betoogt dat niet alleen schaamte, maar ook pragmatische overwegingen een rol speelden. Veel Bretons kozen er rationeel voor om Frans te spreken, omdat dit betere kansen bood in een moderniserende wereld. De overbevolking van het Bretonse platteland dwong tot emigratie, terwijl de zwakke industriële ontwikkeling mensen richting de dienstensector en ambtenarij dreef – beide vereisten kennis van het Frans.

De recensent waardeert het boek om de nieuwe perspectieven en de internationale vergelijking, maar vindt dat Milin de Bretons te veel als passieve slachtoffers neerzet. De werkelijkheid was complexer: niet alleen plattelandsbewoners, maar ook stadsbewoners, zeelui en middenstanders hadden elk hun eigen verhouding tot de Bretonse taal.

Ondanks de kritiekpunten erkent Le Bihan dat het boek een belangrijke bijdrage levert aan een debat dat in Bretagne al lang woedt. Het opent stimulerende denkrichtingen over taalverlies en identiteit, al blijft de verklaring voor het verdwijnen van het Bretons genuanceerder dan Milin suggereert.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.