Bekijk eens een taalkaart van Europa rond 1910, en vergelijk die met de situatie na 1945. Wat opvalt: het Duits kromp dramatisch. Gebieden in Polen, Tsjechië, Roemenië en de Baltische staten waar decennialang Duits werd gesproken, verdwenen van de kaart. Hoe kon het Duits ooit zó wijdverspreid raken, ver buiten de grenzen van wat we nu Duitsland noemen? En wat zegt dat over hoe het land zelf is ontstaan?
De taal die ouder is dan het land
Bij de meeste talen werkt het zo: veroveraars leggen hun taal op aan de veroverde bevolking. Dat zagen we bij het Latijn van de Romeinen, het Arabisch vanuit het Arabisch Schiereiland, het Spaans in Zuid-Amerika en het Engels van het Britse Rijk. De nieuwe heersers dwingen hun taal af, en langzaam neemt de lokale bevolking die over.
Bij het Duits ging het precies andersom. De taal bestond al eeuwen voordat er ook maar iets was dat op een Duitse staat leek. Sterker nog: het concept ‘Duits’ is misleidend. Tot relatief recent bestond er helemaal geen eenduidige Duitse taal, maar een lappendeken van verwante dialecten.
Vanuit Denemarken naar het zuiden
De oorsprong ligt in Scandinavië. Rond 1000 voor Christus ontwikkelde zich in het huidige Denemarken en Zuid-Zweden een taal die we nu Proto-Germaans noemen. De sprekers ervan trokken geleidelijk zuidwaarts, precies op het moment dat de Romeinen zich rond de Middellandse Zee uitbreidden.
Waarom gingen ze naar het zuiden en niet andersom? Waarschijnlijk omdat de zee en de kou natuurlijke barrières vormden die moeilijk te nemen waren voor volken uit het zuiden. Maar voor een zeevarend volk als de Noord-Germanen was het relatief eenvoudig om via eilanden en kustlijnen naar warmere streken te trekken.
Toen die noordelijke stammen op de Romeinen stuitten, ontstond er eeuwenlang contact. De Germanen leerden van Romeinse technologie en instellingen. En toen het Romeinse Rijk verzwakte, namen zij stukken ervan over. Angelen, Saksen, Franken, Vandalen, Goten – allemaal Germaanse stammen die uiteindelijk grote delen van Europa zouden domineren.
Karel de Grote en het Heilige Roomse Rijk
Rond 800 na Christus was het een Frankische koning, Karel de Grote, die Frankrijk, Duitsland en Noord-Italië verenigde. Dit rijk was zo groot dat de paus hem tot keizer kroonde: het Heilige Roomse Rijk was geboren.
Maar Karel verdeelde zijn rijk onder zijn drie zonen. Het westelijke deel, dat lang onder Romeinse invloed had gestaan, bleef bij het Latijn en zou uitgroeien tot Frankrijk. Het oostelijke deel, waar de Romeinen nooit echt voet aan de grond hadden gekregen, behield zijn Germaanse tongval. Voor het eerst was er een politieke eenheid die een vorm van Duits sprak.
Alleen: het Heilige Roomse Rijk was een lappendeken van honderden staatjes, vorstendommen en bisdommen. En de elite sprak vaak Latijn, niet Duits. Hoe werd het Duits dan toch de dominante taal in Centraal-Europa?
Handel: de eerste motor
Het antwoord ligt in de handel. Kijk naar een kaart van Duitse dialecten rond 1900: je ziet horizontale banden die precies het landschap volgen. In het vlakke noorden, met zijn rivieren en toegang tot de Noord- en Oostzee, ontstond het Nederduits. In het heuvelachtige zuiden ontwikkelden zich andere varianten.

Het noorden was ideaal voor handel. En handel was precies wat er opbloeide toen de Vikingentijd ten einde liep. De Hanzesteden – Lübeck, Bremen, Hamburg, en later ook Danzig, Riga en zelfs Novgorod – vormden een machtig handelsnetwerk. Overal waar de koopvaart kwam, kwam de Duitse taal en cultuur mee. Duitse handelaren stichtten nederzettingen, Duitse ingenieurs werden uitgenodigd door lokale vorsten, Duitse missionarissen trokken naar het oosten.
De logica is simpel: waar transport makkelijk was, volgde handel. Waar handel was, volgde culturele uitwisseling. De rivieren en zeeën waren de snelwegen van hun tijd, en het Duits stroomde erlangs.
Geloof: de kruistochten in het noorden
Maar er was nog een kracht aan het werk: religie. Terwijl de bekendste kruistochten zich richtten op het Midden-Oosten, waren er ook noordelijke kruistochten tegen Slavische, Baltische en Finse volken. Tussen 1100 en 1250 vonden er bijna tien zulke campagnes plaats.
De Duitse Orde – een militaire ridderorde – kerstende het Balticum en besloot te blijven. Uit hun territorium groeide uiteindelijk Pruisen, de staat die later de kern zou vormen van het verenigde Duitsland.
Het patroon is duidelijk: waar transport makkelijk was, kwam niet alleen handel maar ook religieuze en militaire invloed. Hoe moeilijker een gebied te bereiken was – denk aan de Alpen, de Vogezen, het Boheemse bergland – hoe sterker de taalgrens bleef bestaan.
De boekdrukkunst: een taalrevolutie
Alles veranderde rond 1450, toen Johannes Gutenberg de boekdrukkunst uitvond. Binnen enkele decennia stonden er in honderden steden drukpersen, vooral in het Heilige Roomse Rijk.
Maarten Luther greep dit medium aan. In 1534 publiceerde hij zijn Duitse bijbelvertaling, en hij was slim: hij gebruikte de meest algemeen verstaanbare vorm van Duits die hij kon vinden, en voegde woordenlijsten toe voor regionale lezers. Zijn doel was dat zoveel mogelijk mensen de Bijbel zelf konden lezen.
En dat was precies het punt van de Reformatie: je had de Kerk niet nodig om God te bereiken. Lees de Bijbel zelf. Het gevolg was een explosie in geletterdheid, vooral in protestantse gebieden. Hoe meer mensen lazen, hoe uniformer hun taal werd. Hoe uniformer de taal, hoe meer boeken er rendabel werden. Een vliegwieleffect.
Van versnippering naar natiestaat
Toch bleef het Heilige Roomse Rijk een rommeltje van staatjes met elk hun eigen religie. Die verdeeldheid bleek fataal toen Napoleon kwam. Met zijn nationalistische leger van miljoenen soldaten veegde hij het duizendjarige rijk van de kaart.
Maar de schok van de Napoleontische invasie had één helder effect: de Duitse staatjes beseften dat ze moesten samenwerken of ten onder gaan. Ze hadden geen gedeelde religie, maar wél een gedeelde taal. En zo werd de Duitse taal – verspreid door handel, geloof en boeken – de lijm voor een nieuw soort eenheid: de natiestaat.
Pruisen nam de leiding. Het hervormde het leger, moderniseerde de economie én creëerde een schoolsysteem dat burgers vormde tot loyale onderdanen. In 1871, na de Frans-Pruisische oorlog, werd in Parijs het Duitse Keizerrijk uitgeroepen. De cirkel was rond: het land dat door Frankrijk was vernederd, werd door Frankrijk verenigd.
Hitler en de ondergang
Het was precies deze logica – taal als basis voor politieke aanspraken – die Hitler tot het uiterste doortrok. Oostenrijk? Spreekt Duits, dus annexeren. Sudetenland? Duitse minderheden, dus ‘beschermen’. Tsjechoslowakije? Nu kwetsbaar, dus overnemen. Polen? Omringd door Duitstaligen, dus aanvallen.

Het liep uit op de bekende catastrofe. En toen de oorlog voorbij was, keerde de logica zich tegen de Duitsers. Ongeveer twaalf miljoen Duitstalige burgers werden uit Oost-Europa verdreven – uit Polen, Tsjechoslowakije, Hongarije, Roemenië. Velen werden vermoord of stierven onderweg. Het was een van de grootste etnische zuiveringen uit de geschiedenis.
Het Duits kromp. En Duitsland kromp mee.
Wat we hiervan kunnen leren
De geschiedenis van Duitsland is fundamenteel anders dan die van Frankrijk of Spanje. Die landen verenigden zich politiek lang voordat er een uniforme taal bestond. Hun regeringen dwongen de nationale taal af als middel om de natie te smeden.
In Duitsland ging het andersom. De taal verspreidde zich via handel, geloof en technologie, en de politieke eenheid volgde pas later. Dat verklaart veel: waarom Duitsland zo federaal is, waarom het Heilige Roomse Rijk zo lang kon bestaan ondanks zijn versnippering, waarom de boekdrukkunst en de Reformatie juist hier ontstonden.
En het verklaart ook waarom taalgebieden zo gevaarlijk kunnen worden als politiek instrument. Poetin gebruikt vandaag dezelfde strategie als Hitler: Russischtalige minderheden als excuus voor militair ingrijpen. Eerst de Krim, dan de Donbas, dan heel Oekraïne.
De les? Talen verbinden, maar ze kunnen ook verdelen. En wie de geschiedenis van talen begrijpt, begrijpt beter hoe landen ontstaan – en hoe ze ten onder kunnen gaan.
Gebaseerd op onderzoek van Tomas Pueyo. Oorspronkelijk gepubliceerd in het Engels op Uncharted Territories.