De redding van de Cypriotisch-Arabische taal

Als genegeerde gemeenschap is het niet eenvoudig om een ongewone taal levend te houden.

Hier volgt het verhaal van het Cypriotisch Arabisch en de inspanningen om de taal te redden.

Geografisch gezien bevinden de ongeveer 300 inwoners van het dorp Kormakitis zich in het noordwestelijke deel van het eiland Cyprus. Politiek zijn ze geïsoleerd: het gaat om enkelen van de enige niet-Turkse Cyprioten die in het bezette noorden bleven nadat Turkije het eiland in 1974 was binnengevallen.

Het dorp en de inwoners zijn gestrand in de tijd — zowel cultureel als taalkundig.

Kormakitis lijkt de geheimen te bevatten van een vroegere, eenvoudiger tijd. De mannen spelen backgammon in een cafeetje en wachten de oogsttijd af. In het weekend komen de kinderen en kleinkinderen op bezoek. In die twee drukke dagen verdubbelt het inwoneraantal.

De dorpelingen zijn dan ook vooral zeventigers, en kun je de bewakers van een uitstervende taal noemen.

“Ik hou van dit dorp. Ik wil hier blijven en sterven. Ik wil het dorp niet verlaten”, zegt Ketoula, een 79-jarige inwoner van Kormakitis, in Cypriotisch-Maronitisch Arabisch.

Ketoula en de andere dorpsbewoners zijn Cypriotisch-Maronitische christenen, een religieuze minderheid op Cyprus die naar verluidt meer dan 1000 jaar geleden overkwamen van het Libanese dorp Kour.

Ze vormen ook een van de laatste sprekers van Cypriotisch-Maronitisch Arabisch, een unieke taal eigen aan Kormakitis.

Volgens taalkundigen is Cypriotisch Arabisch een weinig bekende taal die eeuwenlang alleen mondeling werd overgeleverd, en is ze nu ernstig in gevaar. Als niets verandert, is er over een halve eeuw geen sprake meer van deze taal.

Er zijn minder dan 1000 mensen die de taal goed kunnen spreken. Niemand jonger dan 40 spreekt de taal als moedertaal. Taalkundigen en activisten proberen nu de taal te redden of op zijn minst te documenteren voordat ze verdwijnt. Die inspanningen worden bemoeilijkt door de opdeling van Cyprus na de Turkse invasie van 1974 en de installatie van een Turksgezinde regering in het noorden, die door geen enkel land behalve Turkije wordt erkend.

Cypriotisch Arabisch wordt een ‘randdialect van Arabisch’ genoemd, een dialect dat niet echt tot het Arabisch hoort en zich naast een niet-Semitische taal ontwikkelde. Een ander voorbeeld hiervan is het Maltees, al is dat geen bedreigde taal.

Cypriotisch Arabisch weerspiegelt de geschiedenis van Kormakitis en zijn Maronitische inwoners. Sommige woorden, zoals ‘bokhib‘, ‘amoot‘ en ‘ahrub‘ (‘Ik hou van’, ‘Ik sterf’ en ‘Ik vertrek’), zijn duidelijk Arabisch, ook al zijn hun uitspraak en vervoeging na duizend jaar isolatie danig veranderd. Andere woorden zijn geleend uit Cypriotisch Grieks, een gevolg van voortdurende blootstelling aan Grieks-Cypriotische gemeenschappen.

De taal heeft tal van leenwoorden uit het Cypriotisch Grieks. Tellen tot tien gebeurt zoals in het Arabisch, vanaf elf wordt het Grieks gevolgd. Moderne begrippen worden beschreven met Cypriotisch Grieks. Alle beroepen, met uitzondering van traditionele zaken als landbouw en lesgeven, lenen de Cypriotisch Griekse equivalenten.

Omdat Cypriotisch Arabisch in heel kleine gemeenschappen wordt gesproken, vaker nog binnen gezinnen, loopt bepaalde terminologie achter op het moderne leven.

“Cypriotisch Arabisch blijft beperkt tot de familiale interacties en ontwikkelde nooit een woordenschat voor nieuwe concepten”, zeiden mede-auteurs Spyros Armostis en Marilena Karyolemou, taalkundigen aan de universiteit van Cyprus, onlangs in een artikel met als titel: ‘Contact-induced Change in an Endangered Language: The Case of Cypriot Arabic.’
Aangezien alle sprekers van Cypriotisch Arabisch ook moedertaalsprekers zijn van Cypriotisch Grieks, schakelen ze standaard over naar Grieks als bepaalde woorden niet in het Cypriotisch Arabisch bestaan.

Het onderzoek naar Cypriotisch Arabisch is relatief nieuw en taalkundigen worstelen er nog mee om de taal te begrijpen. Het eerste diepgaande onderzoek van de taal vond plaats in de jaren 1970.

Het inzicht van taalkundigen in de taal en de evolutie ervan wordt ook gehinderd door het feit dat de taal tot 2007 alleen mondeling werd overgeleverd. Vóór het voorstel van een hoofdzakelijk geromaniseerd alfabet in 2007 kende het Cypriotisch Arabisch geen alfabet. Er zijn geen historische werken uit de Cypriotisch Arabische literatuur. De oudste schriftelijke bron is een wetenschappelijke transcriptie van gesproken kortverhalen uit 1985.

Is Cypriotisch Arabisch een echte Semitische taal die louter Cypriotisch Griekse woorden heeft ontleend en aan zijn grammatica heeft aangepast? Of is het eerder een soort vermenging van Oud-Libanees Arabisch en Grieks-Cypriotisch? Is de aanzienlijke aanwezigheid van Grieks-Cypriotische woorden in Cypriotisch Arabisch een vorm van codewisseling voor de kleine belaagde gemeenschap of is het een teken van taalkundig verval?

Hoewel dit verwarrend is voor wetenschappers, geeft het de sprekers van de taal de ruimte om te innoveren, want de taal telt heel weinig formele regels.

Zo beslisten sprekers van Cypriotisch Arabisch in 2014 dat ze niet langer gebruik wilden maken van het Grieks voor hun telsysteem. Ze besloten om hun eigen cijfers aan te maken door te kijken naar andere Arabische dialecten en ontwierpen een geheel nieuw systeem.

Ketoula en de andere inwoners van Kormakitis staan met één voet in Cyprus en met een andere in Libanon, wat voor hen hun spirituele en voorvaderlijk thuisland is. In alle huizen van het dorp vind je foto’s van Sint-Charbel, een van de belangrijkste figuren in het Libanese christendom.

“We voelen ons nauw verwant met Libanon, het voelt als thuis. Onze band met Kour en Libanon wordt vooral gevormd door onze taal”, zei Ketoula, waaraan hij met enige trots toevoegt dat hij de kerk van Sint-Charbel in Libanon, waar het lichaam van de heilig begraven is, al drie keer heeft bezocht.

De naam Kormakitis zelf zou komen uit een nostalgisch verlangen naar thuis in Libanon. Volgens de folklore zouden de eerste groepen migranten uit Kour verlangend het zinnetje “nahna ijina wa Kour majit” (“we kwamen, maar Kour kwam niet mee”) herhalen.

De kerkelijke diensten in het dorp verlopen voor de helft in het Arabisch en voor de helft in het Grieks. De lokale voetbalclub koos also logo dezelfde groene ceder die ook op de vlag van Libanon staat.

Hoewel de band met Libanon en de lokale kerk ook bij jongere generaties sterk blijft, geldt dat niet voor de taal.

“Mijn zoon en dochter vergaten de taal omdat ze het dorp hebben verlaten”, zei Ketoula. “De volgende generatie zou ze moeten leren, maar ze hebben geen tijd.”

Ketoula zei dat ze als een van de laatste bewakers van Cypriotisch Arabisch enige druk voelde. Ze kon haar moedertaal niet aan haar kinderen leren wegens de Turkse invasie.

“De taal sterft uit en dat maakt me triest”, zei ze.

Toen Turkije in 1974 Cyprus binnenviel om zogezegd de Turks-Cypriotische minderheid van het eiland te beschermen, werden de meeste inwoners van Kormakitis gedwongen te verhuizen. Wie bleef, raakte gescheiden van de kinderen, waarvan enkelen zich tijdens de invasie al in het zuiden bevonden, terwijl anderen nadien in veiligheid werd gebracht achter de Groene Lijn, de officiële bufferzone van de Verenigde Naties die de Turkse regio van de rest van Cyprus scheidt.

De verhuisde kinderen van Kormakitis kwamen kregen verspreid over Cyprus onderdak, gefinancierd door de Maronitische Kerk. Meisjes kwamen terecht in scholen onder leiding van Franciscaner nonnen.

“Alle kinderen werden gedoopt en waren in het dorp geboren, maar vóór de invasie gingen ze na de basisschool naar Nicosia voor verder onderwijs. Na de invasie konden ze niet teruggekomen”, zei Ioanna Kasapi, een krasse tachtiger die nu in Kormakitis woont.

Kasapi herinnert zich hoe ze tijdens het eerste anderhalf jaar na de invasie haar kinderen alleen aan de Groene Lijn kon ontmoeten, waar ze elkaar alleen konden zien zonder fysiek contact. Later konden Cypriotische Maronieten, als religieuze minderheid, het dorp bezoeken na speciale toestemming van de Noord-Cypriotische overheid, maar ze mochten er geen langere tijd verblijven, zodat hun gedwongen verhuizing permanent werd.

Deze verhuizing werd uitgebreid tot de huidige generatie Maronieten, waarvan sommigen nooit in Kormakitis hebben gewoond.

Ondanks de beperkingen die de Turkse bezetter aan het bezoek van het dorp oplegde, deden sommige inwoners ervan alles wat ze konden om ervoor te zorgen dat hun kinderen nog een band hadden met Kormakitis.

Jovanna Yiouselli bracht in haar jeugd elke zomer door bij haar grootouders in Kormakitis. Samen met haar neven en nichten verbleef ze een volledige maand bij haar grootouders, ver weg van het stadsleven van Nicosia.

“Kormakitis voelde als een veilige zone. Onze ouders en grootouders maakten er een paradijs van”, zei Yiouselli, een 31-jarige medewerker van de Cypriotische kamer van koophandel en een activist in de Cypriotisch-Maronitische gemeenschap.

“Maar nu ik volwassen ben, denk ik eerder dat het mijn ouders heel veel angst heeft moeten inboezemen”, zei ze lachend.

Om als kind in Kormakitis te raken, moesten Yiouselli en haar ouders langs verschillende controleposten van het Turkse leger. Elk daarvan vereiste een andere reeks documenten en leverde een verschillende reeks stempels af. Het kostte haar ouders weken om alle speciale goedkeuringen voor een bezoek in de zomer te verkrijgen. Een keer werd haar vader op de terugweg naar Nicosia door Turkse soldaten gearresteerd omdat hij door een platte band later was vertrokken dan gebruikelijk.

Yiouselli heeft niet veel herinneringen van de controlepunten en het Turkse leger. Haar ouders zorgden ervoor dat de kinderen tijdens de autorit naar Kormakitis veelvuldig werden afgeleid, zodat ze niet voelden dat er iets abnormaals was.

Yiouselli beschrijft haar tijd in het dorp als een dagelijks logeerpartijtje’. Overdag ging ze met haar familie naar het strand of bezocht ze andere familieleden, waarbij ze soms hielp met de oogst. Daar kwam ze in contact met haar Maronitische identiteit en hoorde ze haar grootouders de taal spreken.

Eenmaal terug in het zuiden moest ze opnieuw gewoon worden aan het leven buiten het dorp. Ze moet er zichzelf aan herinneren zich te gedragen als een Grieks-Cypriotische en ‘als een Orthodox’, waarbij ze aanwezig was op Orthodoxe kerkdiensten op school en lessen kreeg over een cultuur die niet de hare was. Deed ze dat niet, dan zou ze danig opvallen.

Nu Cyprioten vrij de Groene Lijn mogen oversteken, wordt Yiouselli niet meer met de gigantische bureaucratie geconfronteerd om Kormakitis te bezoeken. Maar de bezetting maakt het wel nog steeds moeilijk om het Cypriotisch Arabisch in stand te houden.

De Cypriotische overheid aarzelt om programma’s in het leven te roepen om de taal te beschermen.

“Het echte probleem is symbolisch van aard. Als iets officieel door de overheid van Cyprus wordt gefinancierd, dan houdt dat een erkenning in van de bezettende mogendheid”, legt Karyolemou uit.

Hoewel Cyprus het Cypriotisch Arabisch in 2008 als minderheidstaal erkende, deed het dat met het voorbehoud dat dit geen verplichting inhield om de taal te beschermen, of toch niet zo lang Kormakitis door de Turken wordt bezet.

De gemeenschap besloot daarom zelf voor die bescherming te zorgen. Ze organiseren kampen voor kinderen en tieners in augustus in Kormakitis. Het kamp heet ‘Xki Fi Sanna‘ (‘Spreek in onze taal’) en wordt al sinds 2007 elk jaar georganiseerd, behalve tijdens de COVID-19-pandemie.

De organisatoren van het kamp werkten samen met de nomadische Sami-gemeenschap in Finland, die hun eigen taalheropleving kenden in de 20ste eeuw, om van hen tips te krijgen voor de heropleving van Cypriotisch Arabisch. De organisatoren kregen onrechtstreeks ook subsidies van de Cypriotische overheid.

“Elke dag organiseerden we leuke activiteiten voor 30 tot 40 kinderen die zo de basis van het dialect leerden”, zei Yiouselli. “Het zomerkamp had via de taal vooral aandacht voor de tradities van het dorp.”

Er wordt nog steeds educatief materiaal opgesteld. Zo verscheen onlangs het eerste Cypriotisch-Arabische handboek. Ook de taal en levensverhalen van de mensen van Kormakitis worden op dit moment gedocumenteerd. Tot dusver is er al 200 uur aan materiaal.

Om de Cypriotisch-Arabische literatuur te promoten werden enkele pagina’s van de Maronitische pers in de taal geschreven met een prototype van het in 2007 voorgestelde alfabet. Dit liep tot 2013, toen de auteur met pensioen ging.

Het Griekse Cypriotisch-Arabische alfabet
Het Arabische Cypriotisch-Arabische alfabet

Yiouselli nam ook contact op met andere etnische minderheden in Cyprus, zoals Armeniërs en Rooms-katholieken, om te ijveren voor de rechten van minderheden. Door educatieve programma’s op te stellen waarin ook hun geschiedenis aan bod komen, hoopt ze dat hun culturele en taalkundige tradities kunnen worden bewaard.

Karyolemou zei dat deze inspanningen op zich echter onvoldoende zijn om de achteruitgang van de taal tegen te gaan. Om ze in stand te houden moeten Cypriotische Maronieten teruggaan naar de bron: in Kormakitis.

“Het is voor een kleine taal moeilijk om te overleven als er geen kans is dat de taal een officiële landstaal wordt. Mijn enige hoop is dat jonge mensen of jonge gezinnen met kleine kinderen terug zullen keren naar het dorp… en dat ze de taal gebruiken.”

In 2017 vroeg de Turks-Cypriotische overheid aan de Maronieten en andere verhuisde Cyprioten om na het mislukken van de gesprekken om het eiland te verenigen terug naar het noorden te keren. Enkele personen en zelfs een gezin namen het aanbod aan en vestigden zich opnieuw in Kormakitis.

Er is nu sprake van het oprichten van een Maronitische school in het dorp, in de hoop dat een nieuwe generatie er kan opgroeien en de uitstervende taal nieuw leven kan inblazen.

Maar de meeste Maronieten hebben de oproep tot terugkeer niet beantwoord. Nu ze hun leven buiten Kormakitis hebben opgebouwd of nog altijd gekant zijn tegen de bezetting van het noorden, hebben ze geen zin om opnieuw in het dorp te gaan wonen.

Buiten het dorp is de kans klein dat Cypriotisch Arabisch zal blijven bestaan.

“Door deze taal te verliezen, verliezen we een deel van de geschiedenis, die we hadden kunnen veilig stellen. Het is onze doelstelling om op zijn minst onze geschieden te bewaren”, zei Yiouselli. “Als wij hier niet om geven, als we niet opeisen wat van ons is, wie zal het dan voor ons doen?”

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.