Vergeten woorden en gepromote taalarmoede

Onlangs vroeg een aanzienlijk jongere collega of ik iets voor hem kon doen. “Vaneigens” (= natuurlijk) was mijn korte maar duidelijke antwoord, wat hem meteen de haast melancholische reactie “lang geleden dat ik dat woord nog hoorde” ontlokte. Die reactie verbaasde me. Voor mij is het oer-Vlaamse ‘vaneigens’ een behoorlijk alledaags woord, maar niet zo voor mijn jongere collega. Het was indertijd nochtans een vast en populair onderdeel van het programma Man bijt hond.

Jaarlijks komen er heel wat nieuwe woorden onze taal binnengeslopen. Maar geruisloos verdwijnen er grosso modo minstens zo veel. En dat is jammer. Gelukkig zijn er leuke initiatieven die de haast vergeten woorden terugbrengen, als is het maar voor even. Zoals de amusante Twitteraccount @wiezegtdatnog of het boek ‘1000 vergeetwoorden om te koesteren* van Van Dale.

Sta me toe even een zijweg te maken naar de muziekwereld. Spaanse onderzoekers onderzochten een half miljoen hits uit de periode 1955 tot 2010. Daaruit bleek dat de actuele liedjes veel meer op elkaar lijken dan in het verleden. De gebruikte akkoorden en de wijzigingen tussen de akkoorden zijn veel eenvoudiger. Dat maakt de muziek gemakkelijker om naar te luisteren, maar daardoor bevat hij weinig variatie. Daar is een reden voor. In de jaren vijftig en zestig was muziek veel artistieker en was het ook de bedoeling om een boodschap mee te geven. In de jaren zeventig en tachtig kwamen er nieuwe muziekinstrumenten, zoals de synthesizer, waarmee volop werd geëxperimenteerd. De huidige muziek dient vooral als ontspanning en er wordt dan ook veel minder geëxperimenteerd.

Zou het kunnen dat het met taal net zo is? Het mag heden ten dage niet te moeilijk zijn en zeker niet te veel energie vragen, dus maken we gebruik van eenvoudiger woorden en talloze leenwoorden, voornamelijk uit het Engels. Er een Nederlands woord voor verzinnen en ingang doen krijgen vraagt (te) veel moeite. Zou dat een deel van de reden zijn waarom de leesvaardigheid in Vlaanderen en Nederland in vrije val is? Want zodra er een ietwat moeilijk of onbekend woord in de tekst staat, weten de leerlingen niet meer waarover ze gaat.

Tegelijk zijn er talloze initiatieven om woorden te doen verdwijnen. En ze zijn niet altijd consequent. Er zijn knurften die onbesuisd maltentig germanismen afwijzen maar geen probleem hebben met überhaupt en sowieso. Andere hakketakken omdat we een in het Nederlands vertaalde Franse uitdrukking gebruiken, maar nemen zelf woorden als marechausseecroque-monsieur of retourneren in de mond. Ze verdienen een stevige muilpeer.

Het Instituut van de Nederlandse Taal deed eerder deze maand een oproep om woorden in te sturen die we in 2018 nooit meer willen horen. Morgen wordt de ‘winnaar’ bekendgemaakt. De media en zelfverklaarde taalliefhebbers doen er lustig aan mee. Wat een deerniswekkende en negatieve vertoning. Waarom moeten woorden verdwijnen uit de taal? Louter omdat we ze niet graag horen? Omdat we ze irritant vinden? Gebruik ze dan niet en palaver er niet over. Punt. Het is een navrant voorbeeld van flagrante taalarmoede.

Dit soort initiatieven fnuiken onze taal. Hoe meer woorden, hoe beter, toch? Hoe meer woorden we kennen, hoe beter onze woordenschat, hoe rijker onze taal. Om dezelfde reden verdienen de woorden van onze taalbuur (Nederland voor Vlamingen, Vlaanderen voor Nederlanders) geen hoon maar wel veel aandacht.

Ik stel dan ook voor om deze negatieve energie om te zetten in iets positiefs. Meer aandacht voor onze talloze mooie woorden, minder fascinatie voor fout geachte germanismen, meer moeite om een Nederlands alternatief te verzinnen voor leenwoorden. Kortom: meer en rijkere woorden. Wie doet mee?

* uit dit boek gebruikte ik in dit artikel enkele woorden. Kun jij ze vinden? (Als je ze niet vindt, is dat een goed teken, want dat betekent dat het met je talenkennis prima is gesteld! 🙂 )

3 comments

  1. Ik ben een groot fan van de taalfluisteraar, maar met dit artikel kan ik het niet eens zijn. ‘Weg met dat woord’, is grotendeels gericht op woorden die bijzonder veel irritatie opwekken. Japke-D Bouma, een columniste, bespreekt veel van deze woorden in haar boeken en columns. Het gaat dus niet om taalvernietiging, maar omdat deze woorden in plaats van andere woorden worden gebruikt, en daarmee juist de taal doen beperken.

    Like

    1. Woorden wekken geen irritatie op. Mensen voelen zich geïrriteerd door woorden.
      Dat lijkt tweemaal hetzelfde, maar is het niet. Het verschil is gigantisch.

      Woorden verbieden of weg willen is een zwaktebod. Als je een woord niet graag hoort, gebruik dan zelf een ander, maar zeg een ander niet wat hij of zij hoort te doen.

      Ik heb zelf een hekel aan het woord ‘kids’, maar ik zal het woord niet verbieden en nooit iemand anders verbieden om dat woord te gebruiken. En ja, in sommige contexten kan ‘kids’ zelf hét aangewezen woord zijn. Maar door het te verbieden of weg te willen, maak ik mijn taal en de taal in het algemeen armer.

      Like

      1. Er is volgens mij niets tegen ‘gevestigde’ leenwoorden die een bepaalde leemte opvullen, maar dikwijls is dat überhaupt niet het geval en ‘vervliegt’ de vaardigheid om synoniemen te gebruiken. Het statuut van het Engels is daarbij toch van een ander kaliber. De Engelse (eigenlijk de Amerikaanse) invloed is wetenschappelijk, economisch, sociaal en cultureel dermate groot, dat dit wel tot enige terughoudendheid tegenover het Engels kan nopen. De wereld van de internationale handel en politiek, van de techniek (en daarin vooral dan de informatica), draagt daar in belangrijke mate toe bij. Echter, is dat Engels? Of is het een jargon? En is het nodig of nuttig? In de wetenschap kunnen we er niet meer om heen blijkbaar, maar in de omgangstaal of op de werkvloer? Laat ons toch al dat verbloemende en lege managementjargon in het Engels overboord gooien! Veelal bestaat er een Nederlands woord voor maar sluimert dat ergens in onbereikbaar geworden oorden van ons brein. Anderzijds is taalbeïnvloeding altijd een historisch proces. In mijn West-Vlaams dialect, en dan nog meer bij de oudere generatie, is veel technische woordenschat uit het Frans overgenomen (‘guidong’, ‘zjante’, ‘bjèlle’, ‘bobine’, …). Bij nader inzien zou het dus met die invloed van het Engels om net hetzelfde kunnen gaan, wat dan onze anglofobie kan temperen. De kracht waarmee het Engels onze leefwereld binnendringt is evenwel veel groter en omvattender, en waar dat vroeger voor het Frans gold, is het nu het gebruik van het Engels dat statusverhogend werkt. Het valt mij echter op dat vele Engelstalige taalaficionado’s (zie YouTube) het spijtig vinden dat anderstaligen in hun eigen land heel vaak overschakelen naar het Engels wanneer ze met hen in contact komen. We zijn dan wel gemakzuchtige gewoontedieren en er valt cultureel heel veel moois uit de Engelstalige wereld te ontdekken, maar voor wie iets meer moeite doet, kan dat evengoed in andere taalgebieden. Laat ons dus eerst eens horen of een Engelstalige moedertaalspreker in ons land misschien toch niet graag een woordje Nederlands, Frans of Duits zou ‘placeren’…Het grootste gevaar lijkt mij dat er steeds meer Engelstalige opleidingen in het hoger onderwijs zouden kunnen worden op touw gezet, wat louter een middel is om buitenlandse studenten aan te trekken natuurlijk (kassa, kassa!). In Nederland blijkbaar nog meer dan in Vlaanderen.
        Tot slot een kleine anekdote: in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw werd er in de jeugdverenigingen gesproken over het organiseren van ‘werkwinkels’, niet van ‘workshops’. Het eerste klinkt nu bizar, het tweede is gemeengoed geworden.. Met winkelen (nu: shoppen), heeft dat echter toch weinig of niets te maken, lijkt mij. Taal blijft toch altijd iets ongrijpbaars houden…

        Geliked door 1 persoon

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.