Vorige week verbleef ik in het noordwesten van Ierland, de streek waar William Butler Yeats, de vermaarde Ierse dichter, de inspiratie puurde voor zijn talloze gedichten. Yeats was dan wel geboren en woonde in de buurt van Dublin, hij bracht nagenoeg alle vakanties door in Sligo.
William Yeats kreeg poëzie met de paplepel ingegoten door zijn vader John, die hem regelmatig zijn favoriete passages voorlas. Het ouderlijk huis ontving ook regelmatig bekende schrijvers zoals George Bernard Shaw, Oscar Wilde en Ernest Rhys. Dat rijke assortiment invloeden vinden we weer in zijn gedichten die over persoonlijke, culturele, politieke en geschiedkundige onderwerpen gaan. Maar altijd met Ierland als rode draad. Zijn nationalisme bleek uit zijn voorliefde voor de tradities en legendes van Ierland waar hij vaak over dichtte.
Politiek was hij een grote voorstander van de boeren in de Zuid-Afrikaanse Boerenoorlogen en wilde hij niet weten van de toenmalige Engelse koninklijke overheersers. Zijn bijdrage tot de culturele opleving in Ierland in het begin van de twintigste eeuw is aanzienlijk.
Zijn internationale succes werd in 1923 bevestigd met de Nobelprijs voor de Literatuur.
De gedichten van Yeats zijn rijk, divers, veranderlijk en paradoxaal. Soms spreekt hij zichzelf tegen door in het ene gedicht het tegenovergestelde te verkondigen van wat hij in een ander gedicht schreef.
Maar na deze beknopte theorie, laat ik liever de woorden van WB Yeats zelf spreken aan de hand van twee gedichten. Het eerste, The Song of Wandering Aengus (1899), hing in het huisje waar ik verbleef en vond ik zelf ontroerend mooi.
Het tweede gedicht, What Then?, is een van de laatste gedichten die hij schreef (tussen 1936 en 1939). Ik geef er niet te veel uitleg bij. Zoals altijd in poëzie moet je zelf eruit halen wat je erin kunt zien.
What Then?
His chosen comrades thought at school
He must grow a famous man;
He thought the same and lived by rule,
All his twenties crammed with toil;
‘What then?’ sang Plato’s ghost. ‘What then?’
Everything he wrote was read,
After certain years he won
Sufficient money for his need,
Friends that have been friends indeed;
‘What then?’ sang Plato’s ghost. ‘What then?’
All his happier dreams came true –
A small old house, wife, daughter, son,
Grounds where plum and cabbage grew.
Poets and Wits about him drew;
‘What then?’ sang Plato’s ghost. ‘What then?’
‘The work is done,’ grown old he thought,
‘According to my boyish plan;
Let the fools rage, I swerved in naught,
Something to perfection brought’;
‘What then?’ sang Plato’s ghost. ‘What then?’

Het graf van WB Yeats in Drumcliff (eigen foto – aug 2016)
Ik vind hem overschat, het klinkt mooi, maar te zweverig. Dit gezegd hebbende “When you are old and grey. …” vind ik wel mooi. En zijn graf in Drumcliff is bijzonder stemming. Het regent daar blijkbaar”altijd”
Onze Herman de Coninck is voor mij een geweldige dichter, die ziet poëzie in de realiteit.
LikeLike
Geef mij maar Anton van Wilderode, waarvan elk woord, elke zin, elk gedicht begrijpbaar, met prachtig woordgebruik bijna altijd onvergetelijk is.
LikeLike